Het keerpunt 1885

De inmiddels 29-jarige Freud is op zoek naar een majeure verandering in zijn precaire sociale positie: zijn verloofde was in 1883 verhuisd naar Wandsbek bij Hamburg. Hij had het financieel niet breed en zag zich geregeld aangewezen op leningen van vrienden en collega’s, waaronder Breuer en Fleischl. Er kwamen geen assistentenposities vrij bij de kliniek van Meynert en het professoraat (Primariat) van zijn vriend Breuer aan het Allgemeines Krankenhaus, waar Freud dan ersten Sekundarius zou kunnen worden, ging tenslotte in voorjaar 1885 ook niet door. Toch is 1885 een beslissend jaar in de biografie van Freud.

Hoewel hij in de zomer van 1885 – als plaatsvervanger in de privekliniek voor geesteszieken van Ober-Döbling- nog speculeerde over een baan als inrichtingsarts,[*] waren de eerste stappen al gezet op een weg die uiteindelijk een geheel andere richting in bleek te gaan. In januairi 1885 had Freud namelijk zijn Habilitation voor een Dozentur für Nervenkrankheiten in gang gezet die werd gesteund door Brücke, Nothnagel en Meynert.[*] Op 13 juni 1885 slaagde hij voor het mondelinge examen en kon hij worden benoemd tot Privatdozent neuropathologie aan de universiteit van Wenen. Freud gaf -als bijverdienste- al cursussen aan de universiteit, maar had daar eigenlijk het recht niet toe. Nu hij Privatdozent was, waren constructies met collega’s die wel het recht hebben te doceren, niet meer nodig.

Maar misschien nog belangrijker was Freud’s besluit mee te dingen naar een stipendium voor Sekundarärzte dat het Ministerie te beschikking had gesteld. Freud probeerde via collega’s en vrienden zoveel mogelijk steun te verwerven: uiteindelijk kon hij rekenen op acht van de 21 leden van de commissie. De vergadering op 30 mei 1885 kon echter geen overeenstemming bereiken en het besluit werd uitgesteld. Uiteindelijk sleepte Freud met 13 tegen 8 stemmen het stipendium in de wacht. De steun en inzet van Brücke bleek van doorslaggevende betekenis te zijn geweest.

In het fin-de-sciècle Wenen was specialisering in zenuwziektes dus de weg waarlangs Freud verwachtte financieel, maatschappelijk en theoretisch vooruit te kunnen komen. Een aanbod van Meynert om zich geheel te wijden aan de hersenanatomie en zijn colleges over te nemen, had Freud afgeslagen vanwege de matige financiële vooruitzichten.[*].

De neurologie was een vakgebied dat nog in de kinderschoenen stond; het had zich nog niet volledig verzelfstandigd uit de interne geneeskunde en er bestond de nodige weerstand tegen de verdere differentiering van de interne geneeskunst in aparte specialismen. Een andere hindernis voor de verzelfstandiging van de neurologie was de opvatting dat psychiatrie en neurologie eigenlijk twee zijden van dezelfde medaille waren. Wilhelm Griesinger was -naast o.a. Westphal, Wernicke en Hitzig- een van de bekendste pleitbezorgers van dit standpunt [*] en vanaf het midden van de 19de eeuw worden de nodige gecombineerde klinieken voor psychiatrie en neurologie geopend. Ondanks de hoge vlucht die het medisch en psychologisch onderzoek in de 19de eeuw had genomen belemmerde de onduidelijkheid over het wezen van de geest en zijn interactie met het lichaam een scherpe beroepsafbakening tussen psychiater, psychotherapeut en neuroloog. “Zenuwarts” doet dan dienst als overkoepelende aanduiding die verenigt wat klinisch zich aan het uitsplitsen is.